EEN HUISSTIJL MET LOGO’s, MONOGRAMMEN EN ANDERE UITERLIJKHEDEN * René van der Beek
Geen enkel zichzelf respecterend bedrijf of organisatie kan zonder een logo, of monogram zoals het afhankelijk van de inhoud ook vaak wordt genoemd. Een herkenningsitem dat in één blik duidelijk moet maken waar het om gaat. Wereldwijd is bijvoorbeeld een blik op de schelp van de Shell voldoende om duidelijk te maken om welk bedrijf het gaat. In breder verband vaak betiteld als een huisstijl compleet met kleuren en vormen.
Ook de wereld van het openbaar vervoer is daarop geen uitzondering.
Vaak wordt besloten tot koppeling van bedrijfskleuren en een logo, zodat er een eenheid ontstaat die vaak al op afstand herkenbaar is voor de buitenwereld. Onderstaand een overzicht voor wat betreft de Rotterdamse ontwikkelingen.
Voor meer afbeeldingen van logo’s klik hier
RTM
Toen op 12 november 1878 de RTM, de Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij in Rotterdam werd opgericht al op 10 oktober werden -als proef- op het Beursplein de eerste rails voor de paardentram aangelegd. Daarna duurde het tot 15 april 1879 voor de echte aanleg begon en op 1 juni 1879 verscheen de eerste paardentram regulier op straat.
Hoewel er een uitgebreid contract voor de leverancier (Beijnes) was opgesteld ten aanzien van de materiaaleisen voor de rijtuigen en duidelijk was omschreven welke materialen en kleuren binnen gebruikt moesten worden, werd de kleur van de buitenzijde afhankelijk van de lijn waarop het betreffende rijtuig zou worden ingezet. Over flexibel inzetbaar zijn was klaarblijkelijk onvoldoende nagedacht maar toch zouden er binnen enkele maanden al 4 lijnen rondrijden. Voor het publiek was die herkenbaarheid, samen met de kleur van het koersbord belangrijker dan te weten dat het een rijtuig van de RTM betrof; het kon ook niet anders!
Zo waren de wagens van de lijn Beurs-Coolsingel-Stationsplein geel.
Wel waren de letters RTM in het midden onder aan de wagenbak op de zijkanten aangebracht, maar ook reden er rijtuigen rond met op die plek de volledige naam Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij.
Op het houten paneel onder het middelste raam kon, ook heel verschillend, zowel het rijtuignummer, dat ook op de kopse zijden was aangebracht, te zien zijn, of het door de RTM gebruikte herkenningslogo in de vorm van het Rotterdamse wapen.
Maar na de beginjaren werd, gelet op de beschikbare foto’s, de kleuraanduiding van de rijtuigen op de diverse lijnen verlaten en werd gekozen voor de inmiddels bekende donkerblauwe kleur rond de noten- en mahoniehouten panelen versierd met gouden biezen.
Het logo werd ook gevoerd op de wagons van de stoomtramlijn naar Schiedam, zij het dat hier in sommige gevallen ook vanaf werd geweken door het op die plaatsen vermelden van de rijtuignummers. Het is eerst na de tweedeling van het bedrijf in 1904 waarbij voor het lokale vervoer de Rotterdamsche Electrische Tramweg Maatschappij, een Belgische onderneming, zij het onder stringente gemeentelijke voorwaarden, de taak overnam en de RTM zich op de verbindingen met de eilanden ging richten, dat het Rotterdamse logo alleen nog bij de RTM te zien zou zijn.
De RTM die naast haar Rotterdamse activiteiten ook tramlijnen was gaan exploiteren in Dordrecht, Leiden en de lijn Hoorn-Enkhuizen leverde ook hand- en spandiensten bij diverse andere trambedrijven. Dichter bij huis werd in 1898 een lijn naar Zuid-Beijerland geopend waarna meerdere lijnen volgden soms in combinatie met veerdiensten. Het materieel op die lijnen bleef echter voorzien van het Rotterdamse wapen. Eerst na de oorlog werd in 1946 begonnen met een nieuw meer gestileerd logo, voorzien van de letters RTM maar wat nog steeds in de kern het Rotterdamse wapen vertoonde. Voor dit bekendste logo heeft de RTM ook nog heel even een proef logo gehad, periode 1946/47. Dat heeft overigens maar op enkele rijtuigen gestaan.
De RTM voorzag groei buiten de Rotterdamse gemeentegrenzen en had daar geld voor over. Niet voor de moderne elektrische ontwikkelingen. De keuze was gemaakt.
RETM
Toen op 7 april 1904 de Rotterdamsche Electrische Tramweg Maatschappij werd opgericht was het opvallend dat er op de rijtuigen naast de letters R E T M in het midden onder aan de wagens geen apart embleem of monogram te zien was.
De wagens zelf hadden, feitelijk in vervolg op de bekende donkerblauwe kleur van de paardentrams van de RTM, uiterlijk geen bijzondere andere kenmerken. Er was één uitzondering, namelijk het door de RTM op de stoomtramrijtuigen aangebracht Rotterdamse wapen dat gehandhaafd bleef tot de lijn naar Schiedam verdween.
Voor wat betreft de koersborden en de lijnaanduidingen is een apart artikel beschikbaar (klik hier).
Met de komst van de aanhangrijtuigen serie 351-360, waarvan de eerste twee eind 1911 werden afgeleverd, werd het straatbeeld wat meer opgefleurd. Het zo bekende blauw verdween successievelijk en werd vervangen door een frisse kleur, crème. Van de motorrijtuigen was dat serie 152-176 die uiteraard direct door Allan in het crème afgeleverd.
Niet alleen het bewerkelijke karakter lag daaraan ten grondslag, het snelle verschieten van de blauwe kleur was voor de RETM de belangrijkste reden. Voor elke schade, al was het een week na een verfbeurt, diende de kleur opnieuw bijgemengd te worden.
De gekozen crème kleur was aanmerkelijke vriendelijker en gaf de rijtuigen bovendien een wat voornaam aanzien, zoals de directie opmerkte.
Nadat tussen 1910 en 1912 alle rijtuigen van de nieuwe kleur waren voorzien veranderde er weinig in het beeld. Toch beschikte de RETM wel over een logo in de vorm van een monogram dat echter op geen enkel rijtuig was terug te vinden.
Wat de werkwagens betreft, deze hadden volgens de overlevering bij de RETM een grijze kleur.
RET
Met de overgang van het trambedrijf van de Rotterdamsche Electrische Tramweg Maatschappij naar de gemeente waarbij de naam simpelweg werd verkort naar Rotterdamsche Electrische Tram werd de bevolking ook met vele uiterlijke veranderingen geconfronteerd.
Dat met de naamsverandering de bekende aanduiding “R E T M” in het midden onder de dubbele wagennummers al een maand later werd aangepast in “R E T” was wellicht nog het minst opvallende aspect.
Dat op 23 november 1927 als eerste vier motorwagens op lijn 11 zonder die laatste M rondreden was het begin waarna in de maanden erna al het andere materieel volgde.
Duidelijker werd het eerst toen in juli 1928 de eerste Krupp autobussen werden afgeleverd
Maar in juni 1928 stond er al een voorbeeld van de nieuwe verschijning in de centrale werkplaats aan de Isaäc Hubertstraat. Motorrijtuig 119 was de eer te beurt gevallen om als proefmodel te fungeren voor een compleet nieuwe verschijning. Het crème had plaatsgemaakt voor geel op de onderste wagenhelft terwijl het bovengedeelte met de raampartij sterk donkerblauw was geschilderd. Het geheel werd afgemaakt met een rood en rond monogram van zwarte dunne gestileerde letters RET met een dunne zwarte rand op de oorspronkelijke plaats van het wagennummer. Dat was nu terug te vinden in een kleiner formaat beneden naast alle deuren. Het wagennummer op de kopeinden bleef gehandhaafd.
Dat achter de schermen al langer aan dit project was gewerkt bleek vier weken later toen de eerste 6 van de 14 bestelde Krupp-bussen arriveerden; getooid in dezelfde geel-donkerblauw/zwarte kleurcombinatie. Ir. Nieuwenhuis wist bij die gelegenheid te melden dat de kleurstelling was gekozen in overleg met de stadsarchitect en dat het in de bedoeling lag deze ook op de trams in te voeren.
Zij hadden echter aan weerszijden en op de achterzijde het rode ronde RET monogram en een wagennummer, weliswaar in een afwijkend type, rechtsvoor naast de motorkap, onder het raam van de chauffeur en op de deur van de nooduitgang aan de achterzijde.
Toen op 17 juli 1929 motorrijtuig 436 als eerste van de nieuwe serie trams aan de Aelbrechtskade arriveerde, werd ook voor iedereen definitief duidelijk dat het geel niet alleen op de bussen nieuw was maar dat het ook op de trams de bestaande crème-kleur zou gaan vervangen. De proeftram hoefde dus niet te worden overgeschilderd. Het wagennummer was ook op de nieuwe trams op de kopeinden boven de koplamp te vinden evenals beneden rechts van de treeplanken van de in- en uitstap in het midden.
Kleurig Rotterdam.
Ach, hoe wonder kleurgevoelig
Is ons dampend Rotterdam..,
Ziet ons toch eens ernstig speuren
Naar een kleurtje voor de tram.
Eerst met bruin en blauw begonnen,
Zeker zeer complementair,
Gingen we eens geel beproeven
Passend bij ons steedsche air!
Neen, dat was nog niet je ware,
Lang nog niet apart genoeg:
Geel bemerk je niet als’t regent,
In het hortend straat-gezwoeg.
Rood, wit, blauw is vaderlandschig,
Maar het maakt de paarden schisch,
En het zou zoo wezen, of er
Altijd iemand jarig is.
Maar
Laat ons niet langer snorren
En een wijze kleurkeus doen:
Onze trams, die rijden voortaan
In het groen, wit, groen, wit, groen!
Doet uw best maar, trambewusten,
Schildert onze wagens op,
Laat ons maar goedkooper rijden:
Twalef ritten voor één pop!
Ondanks de wens van dichter Speenhoff zou toch het geel-zwart het beeld van Rotterdam gaan beheersen (en pas veel later toch in vervulling gaan). Toch duurde het nog tot 1931 voor alle rijtuigen tijdens de grote revisiebeurten een nieuwe uitmonstering hadden ontvangen.
Het was een beeld dat vele jaren ongewijzigd zou blijven. Weliswaar werd het blauw-zwart geleidelijk aan vervangen door echt zwart, maar dat viel slechts weinigen op. Tellen we de diverse reclame-uitvoeringen waarin sommige rijtuigen zo nu en dan voor enkele dagen verschenen niet mee, dan heeft het feitelijk tot 1965 geduurd voor het uiterlijk een, zij het geringe, wijziging zou gaan vertonen.
ZWART EN RECHT VOOR ROOD EN ROND
Dat gebeurde met de komst van de nieuwe serie gelede rijtuigen 351-386 waarvan op 25 december 1964 het eerste rijtuig op straat verscheen. Een nieuw logo, rechthoekig met de letters RET aan elkaar in het zwart, feitelijk wederom een monogram dus, in combinatie met een antracietgrijze raampartij die het bekende zwart verving.
Het nieuwe logo betrof een officieel ontwerp door Jeanette Kosman.
Het dak was crèmekleurig en de bumpers waren donkerbruin. Overigens werd de verandering van het logo ook geleidelijk aan bij de bussen doorgevoerd zodat die in de pas bleven lopen met hun railgebonden familie.
Bij de indienststelling van de Düwag serie 351 – 386 hadden deze motorrijtuigen aan de voor- en achterkant een donkerbruine stootbuffer. Op last van de welstandscommissie van de Gemeente Rotterdam moest de RET deze stootbuffers echter eind 1965 overschilderen in de okergele kleur. In april 1966 was de operatie geslaagd en waren de donkerbruine stootbuffers op deze serie trams verdwenen.
Publicist Arjan den Boer heeft een apart verhaal geschreven over Jeanette Kossmann-Markus wat te lezen is via deze link: https://www.arjandenboer.nl/2018/jeanenette-markus-ontwerp-m-metro-rotterdam/
Een korte samenvatting hieruit:
“Vanaf 1963 was Jeanette Kossmann docent aan de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten. Ze werd daarnaast gevraagd als jurylid, onder ander voor de Vereniging Bouwkunst & Vriendschap en een etalagewedstrijd in 1965. Ook de gemeente Rotterdam maakte gebruik van haar talent. Voor het Gemeentelijk Bureau Voorlichting en Publiciteit ontwierp ze bijvoorbeeld een omslag voor het Engelstalige Rotterdam Magazine waarop de stad verbeeld was als een bijenkorf. Ook maakte ze diverse brochures, affiches en (kleine) tentoonstellingen voor de dienst Stadsontwikkeling.
In 1965 ontwierp Jeanette het logo van de RET, dat tot 1985 op alle trams, bussen, metro’s, uniformpetten en haltes zou staan. De drie letters van het type slab serif (‘chocoladeletters’) smeedde zij samen tot één vorm. Op hoge leeftijd vertelde de ontwerpster er zelf over dat de degelijkheid van het oude logo met dit ontwerp overging in de snelheid van het nieuwe.
Vanaf 1964 verscheen twee maal per jaar het blad metro rotterdam. Gemeentewerken gaf dit uit voor geïnteresseerden in de aanleg en ontwikkeling van de metro. Het werd toegezonden aan abonnementhouders en los verkocht in boekhandels. Jeanette Kossmann ontwierp het omslag met een fraaie collage van de metro-M. Dit omslag kreeg voor elke jaargang een nieuw kleurschema. Het zeer verzorgd uitgegeven blad verscheen tot en met 1974.”
Het werd een periode waarin, afgezien van allerlei technische wijzigingen, verschillende uiterlijke wijzigingen zouden gaan plaatsvinden.
Vanaf oktober 1966 werden alle rijtuigen bij een grote revisie voorzien van een donkerder kleur crème op het dak en in februari 1967 kregen alle rijtuigen, met uitzondering van de vierassers, bij een revisie grijze rijtuigcijfers in plaats van de bekende zwarte, waarvan overigens soms ook het type wel eens wilde afwijken.
Maar dat was niet het enige want aangezien het crème, zoals men door de jaren heen had kunnen weten, niet zo goed beviel, werden alle bovenzijden én daken voortaan grijs geschilderd.
Met de komst van meerdere nieuwe series rijtuigen en het verdwijnen van bijna alles dat standaard in het bekende RET-geel was getooid, reed tegen 1990 een diversiteit aan trams -en zeker ook bussen- rond.
Bovendien werd die diversiteit nog eens onderstreept door de in november 1981 verschijnende ‘Van Nelle’ tram, de 319, die geheel aan het 200-jarig bedrijf was gewijd. Een en ander los van de diverse Pop- en Thematrams die vanaf 1976 in de stad verschenen. (voor meer informatie daarover zie het artikel over totaalreclame bij de RET)
Dat gezegd hebbende kan opgemerkt worden dat op busgebied dezelfde exercitie plaatsvond, waar in december 1966 de eerste standaardbus op straat verscheen. Aan een regelmaat van nieuwe bussen was de klantenkring door de jaren heen wel gewend geraakt, echter waren alle series keurig geel met zwart, dan wel donkergrijs gebleven. Nu reed daar plotseling een rood gevaarte met een op de brandweer uit die periode gelijkende kleur.
Het wijnrood, zoals de kleur officieel werd genoemd werd op de flanken en de raampartijen donkergrijs en het dak bleef crème. In ieder geval was het nieuwe rechthoekige logo overgenomen, zij het in een grijze variant, maar later net als de wagennummering wit. Die was aan de zijkanten en de achterzijde terug te vonden, net als de logo’s.
Alle series van de eerste lichting standaardbussen werden op deze wijze uitgevoerd.
Met de komst van de tweede serie standaardbussen vanaf 1984 bleef het rood gehandhaafd, zij het in een heldere frisse kleur die de benaming tomaatrood kreeg. De onderste delen van de zijkanten behielden praktisch dezelfde oude rode kleur rood en de daken crème en ook het witte rechthoekige logo bleef ongewijzigd.
Dat er niettemin veranderingen op komst waren werd nog een bevestigd door bus 128 uit de omgenummerde 301-320 serie die in juli 1992 wit werd getooid met een groene band aan de onderzijden van de zijkanten. Weliswaar was de raampartij zwart.
Maar nog eerder dook het wit-groen want al in 1988! werd met de eerste serie gelede bussen 501-518 Volvo-Hainje de wit-groene kleur ingevoerd met dezelfde dunne rode streep tussen het wit en het groen. Verder geheel in het wit met een dunne zwarte raampartij.
Het gevoerde logo was van begin of de brede rode verticale streep met daaraan gestileerd de R, de E en de T op het front, de zijkanten en de achterzijde, ook de wagennummers waren in het rood.
In de zomer van 1998 werd echter besloten de brede verticale rode streep wat minder opzichtig te maken en te vervangen door een dun, amper zichtbaar streepje.
Ook de in 1991 Mercedes-serie 420-439 afgeleverde en de daarop volgende series bleven consequent de wit-groene uitvoering behouden. De toepassing van het rode logo verschilde nogal en kon dan ook op de verschillende series op verschillende momenten worden waargenomen.
De busserie 901-945 Den Oudsten-Alliance City was de laatste busserie die vanaf 2001 in het wit-groen werd afgeleverd. Niettemin werden enkele bussen van deze serie eind 2013, speciaal voor de nieuwe lijn naar Rotterdam-Airport in de nieuwe grijze kleur gespoten.
Een aparte vermelding in dit verhaal verdient bus 401.
In 1987 vijf jaar na de tweede standaardbus, presenteerde busbouwer Hainje uit Heerenveen de CSA-3 (ook wel Standaardbus 2000 genoemd). Deze bus was de opvolger van de CSA-1 en CSA-2 bussen die voor de Commissie Standaardisering Autobus materieel vanaf 1966 werden gebouwd.
Het eerste exemplaar van de CSA-3 stond op de Autobus-RAI van 1987.
Gebouwd op een DAF SB220 onderstel wat betekende dat het een semi lagevloerbus was. Dit wil zeggen dat de bus kon knielen, maar dat er nog steeds een opstap was om de bus in te komen. Het prototype was gestoken in de kleuren grijs/wit en geel/rood. Na afloop van de AutobusRAI werd dit prototype verkocht aan de RET.
Deze verbouwde de voor bumper, verving de gele kleur voor rood en gaf de bus het wagenparknummer 401. De RET heeft de CSA-3 van 1987 tot 1994 uitgetest op diversen buslijnen. In 1994 werd de 401 verbouwd en ging naar “Vervoer op maat” om daar dienst te doen. In 1996 verhuisde de 401 naar RET tours en als laatste in 2001 naar de R.M.C. waar hij blauw/wit werd geschilderd en voorzien van wagenparknummer 129.
Omdat de diverse vervoersbedrijven niet echt onder de indruk waren is de nieuwe standaard er overigens niet gekomen.
Terugkerend naar de tram kon toen eind 1968, begin 1969 de nieuwe tramserie 601-635 haar intrede deed wel geconstateerd worden dat er in combinatie met het geel een wat luxere uitstraling was ontstaan, wat zich uitte in een sierstrip over het gehele rijtuig waaronder het geel was vervangen door donkergrijs. Een bijzondere beslissing werd genomen in oktober 1979; aangevangen werd alle rijtuigen te voorzien van een wit wagennummer aan de bovenzijde bij de raampartij, bij voorkeur naast de geleding.
In mei 1982 verscheen de nieuwe 700-serie voorzien van een volkomen nieuwe kleur helder geel met aan de onderzijde een brede bruine baan, oranje deuren en bumpers, grijs rond de ruiten en een bruin dak. Het had er nog heel anders kunnen zien want in de oorspronkelijke plannen zou deze serie in het rood-wit -de Duitse Stadtbahnkleuren- hebben rondgereden.
Na de diverse pop-trams uit de serie 351-386 die plotsklaps in 1976 voor de nodige levendigheid op straat zorgden (in 1977 ook van de serie 301-324), leek de RET voor een nieuwe bedrijfskleur te hebben gekozen zonder het verleden te vergeten.
Datzelfde gold voor de van bestaande onderdelen vervaardigde nieuwe serie 800, die er voor de buitenwacht praktisch hetzelfde uitzag als de 700-serie en in 1984 de vloot kwam versterken. Toch reed motorrijtuig 828 aanvankelijk in een bijzondere uitmonstering rond.
In de beginperiode reden deze serie rijtuigen zonder een bedrijfslogo rond maar werden toch redelijk snel van het rechthoekige zwarte monogram voorzien.
In april 1987 reden de eerste trams van deze 800 serie met een nieuw gestileerd zwart monogram rond met een dunne diagonale lijn als de linkerpoot van de R, aangevuld met de rest van de letter en aaneen gesmolten met de E en de T. Overigens zou dit nieuwe logo naast de zwarte uitvoering ook verschijnen in rood, wit en donkergrijs; afhankelijk van de ondergrond. Vanaf juli 1988 werd ook de 1600-serie van dit nieuwe logo voorzien. Maar de 700-serie was toch echt de eerste die het nieuwe logo kreeg aangebracht met op kop de 734 die hier op 12 april 1986 al mee rondreed. Hiermee viel nu toch echt het doek voor het oude vertrouwde ronde rode logo dat vanaf dit moment dan ook langzamerhand van de diverse werkwagens -waar het zich nog lang had weten te handhaven- verdween.
Het nieuwe logo bleek een ontwerp van Aad van Dommelen van bureau Vorm Vijf. Het heeft zich in diverse kleuren tot op de dag van vandaag weten te handhaven.
Wel is er in de huisstijl, zij het niet op het voertuigbestand, sinds 2011 onderaan de kreet ‘aardig onderweg’ aan toegevoegd. (aardig onderweg bus)
Nu het woord huisstijl is gevallen, hetgeen duidelijk veel meer omvat dan een logo, laten we graag Aad van Drommelen aan het woord.
“Onze eerste opdracht voor de RET (ik denk via de Gemeentedrukkerij, waar wij veel voor werkten) was een enkel foldertje voor een nieuw type tram (de 700-serie: red.). Een paar foto’s en een technische tekening van de tram was al onze input. Huisstijlregels waren er niet, alleen moest het logo er ergens op.
De folder was naar tevredenheid en meer opdrachten voor RET volgden.
Bij ons ontstond echter al snel de behoefte aan meer samenhang tussen de verschillende uitingen, niet alleen qua stijl, maar vooral ook als het ging om informatie over lijnen, haltes, zones en vervoermiddelen. Voor een weergave van deze zaken werden namelijk steeds andere kleuren en symbolen gebruikt. In onze optiek werd de duidelijkheid van die informatie daardoor geweld aangedaan.
Een opdracht voor een huisstijl was er niet, maar we hebben toch meer lijn gebracht in de uitingen:
– De huisstijlletter Frutiger, bij uitstek geschikt voor bewegwijzering en de leesbaarheid van cijfers;
– Vaste kleuren voor de vervoerslijnen, gebaseerd op hun werkelijke kleuren: geel voor de tram, blauw voor de metro, rood voor de bus en groen voor zones;
– Neutrale grijzen voor alles wat niet aan de vervoersmiddelen gerelateerd was;
– Een rode balk (RET=red/rot/rood, tevens de kleur van het oude logo) langs de linkerzijde om de uitingen meer herkenbaarheid mee te geven.
Het bestaande logo alleen was voor de herkenbaarheid visueel te zwak, omdat je geen duidelijke vorm ziet wanneer het wit van de letters grotendeels is opgevuld of de letters alleen met een outline worden weergegeven. Gezien ‘door de oogharen’ wordt het een zwarte rechthoek.
In de door ons ontwikkelde stijl werd de volledige naam gebruikt terwijl het logo naar de achterzijde verhuisde. Op deze manier kreeg de RET toch een moderne, consistente huisstijl met het accent op informatievoorziening.
Ik geloof dat er ook versies waren met RET Rotterdamse Elektrische Tram erop.
Pas in de laatste fase kregen wij toestemming om het logo (dat wij toen al weg lieten) aan te passen. Dat kreeg een vaste plek linksboven, geïntegreerd met de balk. Een geleidelijke aanpassing dus, geen ‘big bang’, maar uiteraard moest het logo ook ‘los’ kunnen worden gebruikt.
Hoewel het eerste ontwerp van het logo er zo uitzag: miste men het effect van de witte inkeping in de balk.
Dat is toen opgevangen met een lijn:
Dit is de plaatsing op de tram en de bus zoals wij die hebben ontwikkeld (met dun streepje). De richtingfilm was ook van ons, evenals de speciaal vormgegeven cijfers voor de lijn aanduiding (van Henk van Leyden).”
Met de komst van het nieuwe Masterplan Tramplus in 1994 werd niet alleen voorzien in een nieuw vervoerssysteem met snellere verbindingen, de TramPlus lijnen, maar zou ook wederom het aanzicht gaan veranderen.
In dit kader vielen rijtuigen van de 1600-serie de eer te beurt tijdens de 3e van een serie van 5 levensverlengende verbouwingen tussen 1994 en 1995 een nieuwe kleur te krijgen. Eindelijk kreeg dichter Koos Speenhoff een beetje gelijk en werden de Rotterdamse kleuren wit en groen onderdeel van het nieuwe kleurenbeeld in de Maasstad.
Maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het Tramplus plan dus zeker niet de oorsprong was van de kleurwissel naar wit-groen, het maakte simpelweg gebruik van de Rotterdamse stadskleuren groen en wit. Bovendien werd naast de busserie 501/518 uit 1988 in wit-groen bij de tram ook al in juli 1992 geëxperimenteerd met deze nieuwe kleurencombinatie en werden de 749 en 750 op deze wijze geschilderd waarbij de 749 een wit dak en de 750 een groen dak kreeg. Niettemin waren er nog andere overwegingen om al het rijdend materieel wit-groen te schilderen, zoals in 1998 bleek toen duidelijk werd dat er een voor het publiek duidelijker scheiding nodig was voor het onderscheid tussen het geel van het OV-bedrijf ZWN met dat van de RET.
Met als basiskleur wit, een zwarte raampartij (behalve de deuren), een smalle groene strook tegen de dakrand en een bredere groene strook onder aan de zijkanten die door een smalle rode streep de afscheiding met het wit vormde.
Deze witte uitvoering was getooid met de rode gestileerde R aan weerszijden bovenaan in de voorste hoeken; een dunne lijn met daaraan vast de R, de E en de T, het geheel in cursief. De dunne rode streep werd echter ook in een breder formaat gebruikt.
Ook in de laatste jaren van de vorige eeuw ging men nog onverdroten door met het in de Rotterdamse kleuren brengen van het ZGT-6 materieel: uiteindelijk zouden zelfs 37 van de 50 rijtuigen in de wit-groen kleuren op de baan verschijnen. In mei 1999 verscheen de 715 evenwel op straat in de kleuren waarin het nieuw in dienst gestelde metromaterieel was uitgevoerd, te weten een smalle groene onderkant en een brede zilvergrijze bovenkant, onderling gescheiden door een rode band. Nog geen jaar later zou deze rode band worden vervangen door een eveneens rode strook, die over de volle lengte was bedrukt met RET-bedrijfsemblemen. Inmiddels was in het najaar van 1999 ook de 738 in een iets lichter uitgevoerde zilvergrijs/groene kleurstelling in dienst gekomen.
Ondanks het feit, dat TNO-onderzoek uitwees, dat trams in deze beschildering voor het overige verkeer even goed zichtbaar waren als die in Rotterdamse kleuren, zou deze uitvoering niet meer voor herhaling vatbaar blijken. Na overleg met de gemeente werd namelijk besloten om de wit-groene beschildering toch maar aan te houden, omdat het hier per slot van rekening toch om de Rotterdamse kleuren ging.
Maar in de zomer van 2006 verscheen de 722 in navolging van de nieuwe Citadis, na revisie in dienst in de zilvergrijze kleurstelling met de schuine groene en rode banen. In de hierop volgende vijf jaren zouden nog maar liefst 21 andere 700-en in deze uitmonstering op straat verschijnen, waaronder uiteraard alle TramPlus-rijtuigen.
Dat gold overigens niet voor de kleine serie Weense tramrijtuigen die in 2002 het tijdelijke tekort aan trams in Rotterdam kwam oplossen en hun oorspronkelijke Weense kleuren behielden. Slechts aan de lijnfilm/nummer én het RET-logo in het wit was te herkennen dat ze in Rotterdam thuishoorden.
ZILVERGRIJS
De komst van de nieuwe tramserie Citadis bracht de al even door de 738 getoonde nieuwe bedrijfskleur bedrijfskleur wel heel duidelijk in beeld. Toen in het voorjaar van 2003 deze rijtuigen op straat verschenen bleek niet alleen voortgeborduurd te worden op de nieuwe kleur zijn intrede te doen, maar ook was het bedrijfslogo in de vorm van het bestaande gestileerde diagonale RET-monogram duidelijk zichtbaar. Op een eveneens diagonale maar dan brede streep groen, nu echter diagonaal van links boven naar rechts beneden, stak het witte logo uitermate goed af.
Voor de brede groene streep was nog een smaller exemplaar in het rood aangebracht met daartussen een kleine ruimte.
De zilvergrijze ondergrond was aan de onderzijde over de gehele lengte in antracietgrijs getooid met de raampartij in het zwart. Van de 700-serie werd de 722 in maart 2007 de eerste in de nieuwe huisstijl/kleuren in april gevolgd door de 717 en in mei door de 746, overigens allen beplakt.
Dat grijs als nieuwe huiskleur deed zich uiteraard ook gelden op busgebied.
De eerste nieuwe serie bussen na de 900 DAF-Den Oudsten serie betrof de Mercedes-Citaro 201-290 serie die in de zomer van 2006 in dienst kwam. Samen met de daarop volgende serie die vanaf eind 2008 volgde, serie 301-376 en slechts weinig afweek van de eerste serie, waren ze uitgevoerd in zilvergrijs, een donkergrijze band onder aan de flanken en rode en groene diagonale banden aan het eind. Uiterlijk dus bijzonder gelijkend op de Citadis trams. Eveneens voorzien van het laatstbekende rode cursieve logo en de wagennummers in grijs.
REKLAME
Beeldbepalend voor een merk of bedrijf, zoals eerder opgemerkt, zijn vooral uiterlijke kenmerken als kleuren en logo’s. De Rotterdamse OV-bedrijven hebben op dat gebied een behoorlijke reputatie opgebouwd, zoals in dit artikel te lezen is.
Hoe anders wordt dit ervaren wanneer beide verdwijnen en daarvoor in de plaats bewegende advertenties hun plaats innemen.
Het gebruik van reclame is op deze website al op diverse plaatsen onderwerp van bespreking. Met dakreclames, de borden op de zijkanten van de rijtuigen op het dak werd al in de paardentramtijd een begin gemaakt, gevolgd door vele op de ramen geplakte advertenties die soms tot ingezonden krantenartikelen leidden omdat de passagiers niet meer naar buiten konden kijken.
In de jaren dertig verschenen voor het eerst complete ombouwen rond tramrijtuigen, een vorm van totaalreclame zoals wij deze tegenwoordig kennen en een aantal werktrams werd standaard met een grote reclame op de zijkanten uitgerust.
De metalen platen op de zijkanten verschenen op de bussen pas vanaf 1 november 1953, gelijktijdig met de omschakeling van lijnletters naar lijncijfers.
Op de voor- en achterbalkonschermen van alle tramrijtuigen waren met ingang van 1935 al grote emailleborden aangebracht met reclame voor Van Nelle koffie en thee dan wel tabak. Deze reclame zou tot en met 1949 worden gevoerd. In 1949 werden de borden met reclame voor Van Nelle koffie en thee vervangen door een bord voor Van Nelle Koffie én een bord voor Van Nelle Thee. Dat duurde overigens slechts één jaar want in 1950 verdwenen alle emaille reclameborden van de tram tot een jaar later Coca Cola haar intrede deed.
In de zomer van 1954 werden de eerste emaille reclameplaten aan weerszijden van de deuren op de vierassers geplaatst alsmede naast de enkele instapdeuren van de 202-221 serie.
Naast incidentele reclame-uitingen bij huurtrams of bijzondere ritten met spandoeken, plakaffiches of een concert of tentoonstelling, bleef het daarbij.
Laten wij de ludieke trams even buiten beschouwing dan is het pas met de 700-serie dat het uiterlijke verschijnsel reclame weer de kop begint op te steken. Als eerste serie zijn zij vele honderden malen van gedeeltelijke of totale reclame voorzien.
Opvallend is in dit opzicht, dat er eigenlijk nooit een definitief besluit is gevallen aangaande het al of niet beschilderen of beplakken van rijtuigen en zo kan het gebeuren, dat deze discussie eigenlijk tot op de dag van vandaag maar blijft voortwoeden. Alle hierna volgende series zijn dan ook in meer of mindere mate talloze malen voorzien van merendeels totaalreclame. Een uitgebreider artikel over reclame volgt binnenkort elders op de website.
Maar na de 700-serie volgde de 800-serie, de 1600-serie en uiteraard de Citadissen, het zal niemand ontgaan zijn. Slechts enkele rijtuigen zijn uitgezonderd gebleven van het dragen van (totaal)reclame en nog steeds aan de bedrijfskleuren herkenbaar als RET-trams.
GROEN OF BLAUW
Officieel wordt een huisstijl tegenwoordig vastgesteld door de concessieverlener. In het geval de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Dat werd al duidelijk begin mei 2014 toen in de Randstad in een deel van het openbaar vervoer in de stadsregio Rotterdam een nieuw logo werd geïntroduceerd; R-net. Het logo staat voor de nieuwe kwaliteitsstandaard voor het openbaar vervoer waarbij alleen de hoogwaardigste en snelste verbindingen dit R-net logo zullen mogen dragen. Binnen de regio vormt het complete metro/sneltram netwerk daar onderdeel van.
Ook tooit nog een extra logo tegenwoordig de trams en bussen, namelijk dat van de Stadsregio Rotterdam. Onbekend maakt onbemind en dat is tenslotte de organisatie die het voor het zeggen heeft.
Of er nog een laatste wijzigingen in de herkenbaarheid komt is nog niet zeker. Begin dit jaar onderzocht de RET of er in verband met de komst van de nieuwe series emissieloze bussen een aanpassing van de huisstijl doorgevoerd zou moeten worden.
In principe zouden de groene diagonale banen dan plaats moeten maken voor blauwe.
Een meerderheid van de Rotterdamse bevolking koos voor het behoud van groen, de stadskleur van Rotterdam, zodat er nog iets Rotterdams behouden zou blijven.
Maar met alle normen en waarden in Nederland onder druk is het maar zeer de vraag of dat democratische gegeven stand zal houden. Bij de eerste bussen van de series 1200 en 1400 heeft het groen al plaatsgemaakt voor een uitwaaierende brede blauwe diagonaal.
WERKTRAMS
Niet voor niets kregen de werkwagens, zowel op de rails op straat de naam van ‘groene vloot’ toebedeeld. Voorzien van rode wagennummers die later grijs zouden worden, trokken deze meest bijzondere rijtuigen de nodige aandacht. Dat was waarschijnlijk ook reden om de grotere railreinigers inclusief de Haagse uit 1968 van indrukwekkende reclames te voorzien, iets dat bij de slijpwagens 2301 en 2302, met uitzondering van de Haagse 2303 in veel mindere mate het geval is geweest. Wel zijn een aantal werkwagens incidenteel ingezet voor reclamedoeleinden met een kortdurend karakter.
Uit het RTM tijdperk is slechts weinig bekend van bijzondere uiterlijkheden. Bijzonder werkmaterieel was niets meer of minder dan ingehuurde paarden en wagens, al dan niet eigendom van de betrokken aannemers die de rails aanlegden. De rijtuigen werden in de centrale werkplaats onderhouden. Schoonmaken en reparatie van rails gebeurde op eenzelfde manier met mens- en paardenkracht.
Toch bleek bij de overdracht aan de RETM dat er wel het nodige werkmaterieel in bezit was, hetgeen mede te maken had met de stoomtramlijnen. Daarnaast waren er 9 sproeiwagens, 4 sleperswagens, 6 fouragewagens, 6 zandkarren met strooi-inrichting, 1 zandwagen, 4 handkarren, 3 handkarren met strooi-inrichting en 4 veegwagens.
Bij de RETM werden nog lang paarden gebruikt voor montagewagens, transport- en andere dienstwagens. Zo bleef die jaren zeker voor de aanleg van de bovenleiding de hoofdrol bij de werkzaamheden nog steeds weggelegd voor paard en wagen. In 1906 werden een open bakwagen en twee pekel/slijpaanhangers aangeschaft en in 1907 werden 9 paardentramrijtuigen omgebouwd tot zoutaanhanger en werd een montageaanhanger gebouwd voor bovenleidingwerkzaamheden (overigens de oudste nog steeds bestaande museumwerkwagen). In 1912 werden nog 2 aanvullende zoutaanhangers gekocht.
Geen daarvan had bijzondere uiterlijke kenmerken, anders dan dat sommige van een nummering waren voorzien.
Wel werden in de periode tot 1927 verschillende auto’s aangeschaft. Dat alles ging in 1927 over naar de RET.
Bij de RET voltrok zich de eerste verandering in 1928 toen enkele werkvoertuigen werden afgevoerd en in eigen beheer 4 nieuwe zoutwagens werden gebouwd.
Waar in het dagelijks verkeer de crèmekleur van de trams plaatsmaakte voor het geel-zwart, zo werd ook aangevangen het werkmateriaal op de rails en op de weg donkergroen te schilderen.
Hoewel de nummering eerst in het geel was uitgevoerd werden enkele railslijpers na de oorlog voorzien van een rode nummering maar medio jaren vijftig is de nummering gewijzigd in wit dan wel grijs of zwart, afhankelijk van het soort rijtuig.
In de periode 1968-1969 werd er toe overgegaan om het werkwagenbestand geel te schilderen waarbij tevens het rode logo werd vervangen door het zwarte rechthoekige. Ook werden de aanhangers op de kopse zijden voorzien van schrikstrepen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de diverse vanaf 1970 voor werkwagendoeleinden ingezette vierassers hun gele kleur behielden inclusief de rode ronde logo’s.
Wel werden de meeste op de hoeken voorzien van schrikstrepen. Een duidelijke uitzondering hierop was motorrijtuig 404 dat in 1959 werd omgebouwd tot instructierijtuig, dat door de jaren heen bijna alle uiterlijke kenmerken heeft behouden. Wel werd het werkmaterieel meegenomen in de diverse logowisselingen zoals eerder in dit artikel genoemd.
De omschakeling van geel-zwart naar wit-groen heeft zich beperkt tot het automaterieel, met uitzondering van motorrijtuig 1629 dat ook als instructierijtuig is ingezet. Ook de latere wisseling van zilvergrijs met rode en groene diagonale strepen is aan het werkwagenbestand op rails voorbijgegaan.
De enkele ingehuurde werktrams die in Rotterdam hebben rondgereden laten wij hierbij buiten beschouwing.
Wat het autobestand betreft heeft de RET wel de wisselingen, zoals ze bij de trams en bussen op straat te zien waren, doorgevoerd. Dat is inclusief de al genoemde latere wisseling naar zilvergrijs met de diagonale rode en groene strepen en het gaat ook op voor het bijbehorende logogebruik.