KOERSBORDEN, LIJN- EN RICHTINGFILMS
De voorgeschiedenis
Waar gaat die tram of bus heen?
Tegenwoordig beschikken veel vervoersbedrijven bij veel haltes over elektronische infoborden, formeel; dynamische reizigersinformatiedisplays. Welke tram of bus komt er aan, waar gaat die heen en hoe lang moet ik nog wachten? Dat is wel eens anders geweest.
Niet eens zo gek lang geleden keken wij op de haltepaal naar het kastje met het lijstje vertrektijden, of daarvóór alleen maar naar de gele (RET) strips om te zien of wij bij de goede halte stonden.
Met de start van een wat meer geregeld openbaar vervoer, eerst kijkend naar de paardentram, was er geen verdere informatie beschikbaar. Het was ook niet nodig. Waar de tram begon was voor iedereen duidelijk en verder werd gestopt op verzoek.
De benodigde informatie kwam van de tram zelf.
De R.T.M. had gekozen voor een bord op het dak aan de frontzijde van het rijtuig gaf aan met welke lijn je te doen had. Daarvoor had het voor elke lijn een andere vorm en kleur en stond de bestemming er op geschilderd. Bij enkele lijnen ontbrak dat zelfs, zoals de lijnen naar Overschie en Hillegersberg, omdat het voor iedereen wel duidelijk was wat voor traject de tram reed. Ook stond de route, beperkt tot enkele straatnamen, vermeld op borden aan de zijkanten op het dak. Een situatie die geruime tijd zou voortduren.
Een kort overzicht:
Lijn A (1879) met rode koersborden, volgde de route Centraal
Station-Beursplein en werd via de Van der Takstraat uiteindelijk
verlengd tot het Prinsenhoofd.
Lijn B (1879) met groene koersborden, volgde de route Beursplein
-Park en werd in 1882 gecombineerd met lijn C.
Lijn C (1880) kreeg ook groene koersborden op de route
Schiedamschesingel-Willemsplein. Deze werd in 1882
gecombineerd met lijn B en in 1884 met lijn E.
Lijn D (1879) had witte koersborden en volgde de route Jonker Fransstraat-Beursplein. In 1887 volgde een verlenging naar de Boompjes en in 1896 aan de andere kant naar de Schoonoordstraat
Lijn E (1879) kreeg vanwege de combinatie met lijn B ook groene koersborden en volgde de route Oostzeedijk-Nieuwe Haven. In 1884 volgde een combinatie met lijn C en volgde een verlenging
naar de Westerlaan (Park)
Lijn F (1880), gele koersborden, route Oostplein-Centraal Station. In 1883 volgde verlenging naar het Maasstation en in 1887 werd de route gewijzigd in Maasstation-Willemsplein
De paardentram van het Slagveld naar de Heulbrug (1902) maakte gebruik van rode koersborden en in 1904 werd het eindpunt Heulbrug gewijzigd in Hoevestraat.
De paardentram Slagveld Overschie (ter vervanging van de IJSM stoomtramlijn) had net als de lijn Slagveld-Hillegersberg, geen koersborden.
De paardentram Scheepstimmermanslaan-Havenstraat (1892) maakte gebruik van paarse koersborden.
De paardentram Duysstraat-Beurs (vervanging van de stoomtramlijn – 1903) maakte op de route Duysstraat-Van Oldenbarneveltstraat gebruik van groene koersborden. In 1904 werd de route verlengd naar de Beurs.
Het moet anders
Dat veranderde eerst met de komst van ‘de elektrische’ in 1905. Niet alleen een sterke uitbreiding van het aantal lijnen maar ook de rijsnelheid ging omhoog. Er moest dus gezocht worden naar een betere en vooral duidelijkere herkenbaarheid.
Naast de plaatsing langs de route van een klein bordje met de mededeling ’tramhalte’ of ‘begin lijn 8’ bleven de borden met de routevermelding aan de zijkanten van het rijtuig op het dak gehandhaafd, maar op de fronten veranderde het nodige.
Gekozen werd voor een combinatie van een lijncijfer, een koersbord in één of twee kleuren en een bijpassen rondbord in dezelfde kleuren. Op het koersbord werd de bestemming aangebracht en eventueel een punt op de route. Het gekleurde ronde bord op het front werd later vervangen door het lijncijfer waardoor nog duidelijker werd welke lijn het betrof.
Maar bovendien werd besloten om in de beugel een lijncijfer op te hangen. De lijnen 1 tot en met 8 werden hiermee uitgerust en vanaf 11 april 1906 reden de trams in Rotterdam hiermee rond. Het bleek echter geen succes en op 26 november 1907, anderhalf jaar later, verdwenen zij weer.
De keuze van de lijnkleuren door de RETM was tamelijk willekeurig en wellicht wat ondoordacht. Een combinatie van wit en geel en groen en blauw zo thans niet meer kunnen. Er waren zelfs lijnen met dezelfde kleuren zoals de lijnen 1 en 13 (groen) en 2 en 9 (rood) met als argument dat deze elkaar toch nergens tegenkwamen.
De rechthoekige koersborden kenden alleen een onderverdeling in een linker en een rechter vlak. Op het front van de tram, boven de raampartij bevonden zich tevens 2 ronde lantaarns van ongeveer 30 centimeter doorsnede. De linker lantaarn – als toeschouwer voor de tram staand met het gezicht naar de tram – liet het lijnnummer zien, het rechter nogmaals de lijnkleuren. De koersborden waren niet verlicht dus daarom in het donker moeilijk te onderscheiden. Aan de zijkant van de tram bevond zich een ongeveer 3 meter lang bord waarop nogmaals de lijnkleuren waren geschilderd met een deel van de route.
De combinatie van de RETM koerborden en lijncijfers (tekening Charles Voogd)[/caption]
Ook dit bord was niet verlicht. De belettering van koers- en zijborden was soms enkelkleurig (zoals bij lijn 1) maar soms ook dubbelkleurig, zoals bij lijn 12 waar het blauwe gedeelte van de borden met geel en het gele gedeelte met blauw was beschilderd. In het geval van bijvoorbeeld lijn 15 verschilde deze van de lijnkleuren: een groen-geel koersbord en rode letters.
De bijwagens hadden geen koersborden voor- of achterop. De Delmez-motorwagens hadden de beschikking over een rechthoekige, vierkantige en draaibare trommel in plaats van het enkele koersbord waarbij met het draaien van één slag van aanduiding gewisseld kon worden. Zo waren er vier vlakken beschilderd, twee met de bestemming en in ieder geval één met de aanduiding REMISE. Het vierde vlak toonde meestal een bestemming voor een verkorte dienst aan. Deze insteek werd gehandhaafd tot na de overgang van de R.E.T.M. naar de R.E.T.
Eerst met de komst van de bekende vierassers die waren voorzien van een driedelige kast bovenop de frontzijden van het rijtuig met links en rechts (onder een hoek van 45 graden) in een vierkant formaat voor het lijncijfer en in het midden een brede rechthoekige kast voor de richtingaanduiding.
Dat werd bereikt door gebruik te maken van een rol met op linnen aangebrachte cijfers, de lijncijferfilm, of bestemmingen, de richtingfilm. De bestuurder kon dan met een draaihendel het juiste cijfer of de bestemming voordraaien. Op de richtingfilm was in principe gekozen om de bestemmingen van een lijn onder elkaar te plaatsen waardoor de bestuurder slechts een klein stukje van de film heen of terug hoefde te draaien. Dat sommige bestuurders voor het gemak de richtingfilm zo draaiden dat van beide bestemmingen slechts de helft werd getoond, is een ander verhaal.
De oude aanduiding verdwijnt
Met de komst van het oude materieel van de R.E.T.M. was besloten om de alleen de jongere voertuigen te verbouwen. Dat betekende dat van de serie 91-106 alleen motorrijtuig 92 in de nieuwe gele kleuren kwam rond te rijden en van de serie 107-126 alleen motorrijtuig 119.
Bijzonder was overigens dat op deze twee motorrijtuigen wel de oude lijnaanduiding gehandhaafd bleef. Ook kregen de series 71-126 gele lijncijferplaten boven de balkons.
Die volledige aanpassing werd eerst doorgevoerd bij de series 127-151, 152-176, 177-201 en 202-221 waarbij ook de lijnaanduiding tijdens de verbouwing werd aangepast door de montage van de lijn- en richtingfilmkasten.
Waar het Tramplan A van de R.E.T. voorzag in een netwerk met 28 lijnen was een blijvende toepassing van de tot dan gebruikte kleuraanduidingen uit den boze.
Voor wat vanaf 15 oktober 1927 voortaan de Rotterdamsche Electrische Tram zou gaan heten als een gemeentelijk vervoerbedrijf, was Dr. Ir. J.G.J.C. Nieuwenhuis als directeur aangesteld. Deze ging de oude R.E.T.M. in alle geledingen wijzigen en naar zijn hand zetten.
Eén van de eerste dingen die hem niet bevielen waren de lijnkleuren. Dat moest zo snel mogelijk verdwijnen! Het ronde bord op de kop van de wagens rechts moest worden vervangen door een lijnaanduiding zoals links. Het koersbord aan de zijkanten van de motorwagens werd de plaats voor een eventuele reclame.
In de periode tot 1936 zijn er drie soorten richtingfilms geweest, onderverdeeld in de periode 1929 – 1934, 1934 – 1936 en vanaf 1936. Dit hield verband met de diverse grote lijnveranderingen die nodig waren in verband met de crisis, welke het vervoer drastisch liet afnemen. De eerste gele films liet de bestemming van een lang woord zoals bijvoorbeeld Groene – Hilledijk of Zaagmolenstraat onder elkaar zien. Vanaf 1934 kwam het gehele woord toch weer achter elkaar. Dit is bij de zwarte films die vanaf 1936 te zien waren ook zo gehandhaafd. Het type letter was zowel bij korte of langere woorden hetzelfde, zij het bij wat langere woorden wat meer gedrongen.
Afwijkend van deze keuze had men bedacht dat voor de extra vanaf 1 maart 1937 in te leggen spitsuurlijn lijn 17 op het traject van lijn 7, een geel lijncijfer en een rood bord gevoerd zou worden. Een lijn die overigens na 6 maanden al weer opgeheven zou worden.
Van geel naar zwart
De eerste zwart wit film op de tram werd in mei 1938 in gebruik genomen, evenals het eerste beige dak daarbij ter vervanging van de bruine kleur. Enkele maanden eerder had er nog een vierasser proef gereden met zwarte films met gele letters en cijfers. Dit was echter ook nog onvoldoende duidelijk ’s avonds, vandaar de definitieve keuze voor zwart met witte films.
Duidelijk was dat het om een gemeentebedrijf ging, want het gebruikte lettertype was exact gelijk aan de straatnaamborden van Rotterdam. Een dergelijke vergelijking gaat ook op voor na de oorlog, toen de R.E.T. films invoerde met meer ronde letters i.p.v. vierkante. Dit gebeurde in 1948, toen ook de straatnaamborden dit ronde lettertype kregen op een overigens blauw emaillen bord. Hierbij zij opgemerkt dat er in 1948 een gebrek was aan lijn – en richtingfilms (waarom moesten de wagens welke in 1944 naar Duitsland getransporteerd worden eigenlijk met films daarheen? De gele lijnfilms kwamen natuurlijk wel van pas, maar niet de richtingfilms!).
Door het chronisch gebrek aan films, bestelde men in het voorjaar van 1948 eerst in Den Haag films bij de firma Willem Piket. Deze kon de “Piket-films” snel leveren.
De films die later in dat jaar kwamen waren van Engels fabrikaat. De Piket-films waren lang niet zo duidelijk en kenden een lettertype waarbij de afstanden tussen de letters altijd gering was. Men kan dit lettertype tegenwoordig op vrijwel alle vierassers van Romeo zien, gele films, die met dit lettertype verre van historisch zijn, daar dit nooit bestaan heeft! Voorbeeld; een kort woord als Charlois of Station D.P., letters dicht tegen elkaar. De 220 laat goed zien hoe het echt moet!
Maar bij de R.E.T. waren de Piket-films niet succesvol. Vooral de lijnfilms werden snel grijs en het cijfertype was niet duidelijk, terwijl de vooroorlogse juist uitblonken in hun fraaie vormgeving!
De geleidelijke vervanging heeft geduurd tot ruim na de oorlog aangezien er in 1949 en 1950 nog steeds vierassers met de zwart op gele aanduiding rondreden. Uiteindelijk is in de loop der jaren voor zowel de lijncijfers als de richtingfilms gebruik gemaakt van zwart op geel, zwart op wit, wit op zwart en rood op wit.
Maar dat zijn niet de enige verschillen. Ook het lettertype en de lettergrootte is meermaals gewijzigd. Bovendien werd voor één bestemming soms gebruik gemaakt van meerdere lettertypen vanwege de hoeveelheid tekst die getoond moest worden.
Zo kon een bestemming als de Molenlaan in Hillegersberg door de tijd heen wel op vijf verschillende manieren op de diverse films verschijnen.
Maar ook voor bijzondere bestemmingen was er volop keuze. Zo werd de ook al eerder genoemde combinatie van rood op wit toegepast voor de Snerttram, de EK-City Tour en de CITY-LIGHT TOUR en werd wit op rood toegepast voor BUITENDIENST, GERESERVEERD,
REMISE KRALINGEN, REMISE HILLEGERSBERG en het LESRIJTUIG. De motorrijtuigen die voor dat laatste doel werden gebruikt verschenen overigens ook met de benaming INSTRUCTIE in wit op zwart en LESRIJTUIG in wit op blauw.
Ook de lijnen naar Schiedam mochten zich verheugen in diverse uitvoeringen, wat ook te maken had met de instelling in uitvoering tussen 1 juli 1954 en 2 september 1967 als ringlijn waarbij het lijncijfer in zwart-wit of wit-zwart aangaf of via de Middellandstraat of via de Nieuwe Binnenweg werd gereden.
Het al eerder genoemde rood op wit kreeg ook een plekje bij de toepassing van het eenmansbedrijf. De kleine Schindlers voerden deze uitmonstering op de lijnen 3, 9, 11, 15 en 22 en de gelede Düwag 251-274 serie op de lijnen 2, 9, 12, 15 en 22. Het concept werd na het in bedrijf komen van de metro ook op deze laatste serie Düwags toegepast tijdens de inzet als voetbaltrams. Van de gelede Schindlers is alleen de 239 als eenmanswagen in bedrijf geweest. Overigens was ook de Düwag 351-386 serie geschikt gemaakt voor eenmansbedrijf.
Interessant is ook dat de lijncijferfilms van de Düwag van een eigen Düwagmodel waren. Maar dat bleek een probleem te geven omdat in de Düwag reeks geen zwarte 4 op een witte ondergrond was opgenomen. Het wat meer hoekige Düwagmodel werd daarom al snel vervangen door de Allan lijncijferfilms met een iets ronder type cijfer.
Eerst in het voorjaar van 1986 deden weer nieuwe richtingfilms hun intrede. Geen veranderingen in kleur maar noodzakelijk in verband met de komst van nieuwe bestemmingen. Zo deden Schiedam Woudhoek voor lijn 1, De Esch voor lijn 3, het Marconiplein, een bestemming die ook op oudere lijnfilms terug te vinden was, voor lijn 4 en de Pelgrimsstraat voor lijn 9 hun intrede.
Van een gekleurd bord naar LED
De wit op zwart toestand van de lijn- en richtingsfilms heeft zich lang kunnen handhaven.
De eerste veranderingen dienden zich aan met de komst van de 700 en de 800 serie nieuwe Düwags. Waar in aanvang nog het vertrouwde wit op zwart zichtbaar was, werden met de verschillende uiterlijke veranderingen van de voertuigen; de omschakeling naar eerst de nieuwe bedrijfskleur groen-wit in 1993 en later in de tramplus uitstraling het zilvergrijs met de diagonale groen-rode RET-strepen, ook veranderingen in zowel het lijncijfer als de richtingfilm aangebracht.
De oorspronkelijke Tramplus rijtuigen waaronder de 701 kregen een afwijkende plastic filmrol met groene ondergrond en witte cijfers en letters.
Vanaf april 1990 werd een nieuw type lijn- en richtingfilm ingevoerd met rode streepjes. Links van het lijncijfer of de bestemming verscheen een verticale rode streep, die wellicht te maken had met het nieuwe RET logo. Een andere wijziging betrof de uitvoering van de richtingfilm waar een digitale voorbode werd toegepast, de elektronisch gestuurde groen/gele blokjes, die ook bij de 1600 serie te zien was. Later werd deze vervangen door een verlichte elektronische balk met geel op zwart.
Medio 1999 verschenen op de 700-serie nieuwe matrixen voor zowel de lijncijfer als de richtingaanduiding. Een jaar later werd de lijncijfermatrix door een beter leesbaar exemplaar vervangen.
Nog voor de aflevering van de Citadis serie in 2003 zijn deze ZGT’s en alle andere plus de 800 serie voorzien van de blokjes, genaamd flip/dot aanduiding.
De gerenoveerde trams in de 1600 serie kregen in 2001 op de kop de voorloper van de bij de Citadis nu in gebruik zijnde matrixaanduiding. waarbij er nu 3 varianten zijn. Het échte begin van de digitale elektronische aanduiding. Per 1 maart 2004 kregen alle trams behalve de 801-826 nieuwe matrixbestemmingen en lijnnummers.
De Citadis 2051 kreeg als enige Citadis I, een geheel nieuwe lijn en richtingaanduiding met een LED-display. De 2100′ Citadis-II serie kenmerkt zich weer door een afwijkende led-aansturing wat vooral duidelijk wordt op foto’s van digitale camera’s.
Waar bij het gebruik van films de keuze van een lettertype en grootte eenmalig was, tot een volgende rol in gebruik werd genomen, zijn lettertype en grootte in de digitale wereld gebaseerd op de gebruikte software. Het type letter, het gebruik van grote en kleine letters/tekens, hebben als bron een programmeur die al of niet op basis van een klantenspecificatie het gewenste resultaat laat verschijnen. Het vormt de verklaring voor de vele verschijningsvormen én soms ook de gebruikte spelling.
Een tweede aspect van het gebruik van de led-variant is de kleur. Elektronisch is te bepalen wat voor kleur geel wordt gebruikt, een kleur die in sommige gevallen zelfs oranjeachtig kan uitvallen. In de moderne varianten van de (deels) aan de bestuurder toevertrouwde bediening, kan feitelijk elke gewenste tekst worden geproduceerd die bovendien nog als lichtkrant scrollend van links naar rechts of van boven naar beneden, kan worden weergegeven. De huidige techniek maakt het zelfs mogelijk, aangestuurd door de computersystemen vanuit de centrale, andere informatie te tonen. Denk hierbij aan de vertrektijd van het betreffende rijtuig.
Klik hier voor foto’s van de Koersborden van de RTM paardentrams
Klik hier voor foto’s van de Koersborden van de RETM
Klik hier voor foto’s van de Analoge lijnfilms van de RET
Klik hier voor foto’s van de Digitale lijnfilms van de RET trams
Klik hier voor foto’s van de Analoge buslijnfilms
Tekeningen van koersborden en lijnfilms (auteur: Aad van Dam)
Bronnen:
Wikipedia http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijnkleurgebruik_bij_trambedrijven#Gebruik_in_Rotterdam
Trammend naar de Metro: dr. H.J.A. Duparc, 1968