Door Marco Moerland
De eerste paardentramlijn van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij werd op 1 juni 1879 geopend. Die lijn verbond de Beurs met de Crooswijkschekade. Het tarief voor een enkele reis bedroeg 10 cent. De tweede paardentramlijn volgde spoedig. Nog in dezelfde maand werd op 25 juni 1879 de iets langere lijn van de Beurs naar het Park in bedrijf genomen. Op die langere lijn was ook het tarief hoger, namelijk 12,5 cent (plaatsbewijs DX 2). In de concessievoorwaarden was vastgelegd dat op lijnen met een lengte van maximaal twee kilometer een tarief van ten hoogste tien cent toegestaan was. De lijn Beurs – Park was iets langer en het op winst gerichte trambedrijf probeerde qua tariefstelling het onderste uit de kan te halen.
De relatief hoge tarieven – waarbij uitsluitend plaatsbewijzen voor het gehele traject verkrijgbaar waren – leidden na het in dienst nemen van meer lijnen al snel tot de invoering van een sectietarief. In januari 1881 werd er een proef genomen en vanaf 1882 werd het sectietarief algemeen toegepast. Vanaf dat moment kon het publiek voor een stuiver reeds een stukje met de tram meerijden (BE15).
De grote plaatsbewijzen van het oorspronkelijke model namen veel ruimte in de kaartendozen in. Bovendien waren er – toen het paardentramnet groter werd – steeds meer varianten nodig. Daarom werden de afmetingen van de enkele reizen gereduceerd (J136) en werd er voor het sectietarief één biljet per lijn ingevoerd (14). Daarop kon de conducteur het traject waarvoor het plaatsbewijs was uitgegeven, aanstrepen. Zo leidde voortschrijdend inzicht al vroeg tot rationalisering van het tramkaartjesbestand!
Toen er meer tramlijnen kwamen werd de behoefte steeds groter om universele plaatsbewijzen te gebruiken die voor alle lijnen toepasbaar waren. Vanaf circa 1884 werd het traject van de lijn niet meer op de plaatsbewijzen vermeld. Het vanaf dat moment toegepaste basismodel is met kleine wijzigingen vele jaren gebruikt (plaatsbewijzen WW43, AL 138, N5, EX281, AX239 en CB418).
Pas op 1 oktober 1891 volgde een algemene tariefswijziging – feitelijk een verlaging – want voor elke stadsrit diende 7,5 cent betaald te gaan worden. Duurder voor de reiziger die gewend was één sectie te reizen, maar een stuk voordeliger voor hen die twee of meer secties reden. De hiermee bewerkstelligde reductie van het tarief op de langste afstanden van 50%, kon zelfs nog verder worden vergroot door abonnementscoupons te kopen die een extra reductie van 20% gaven! Die coupons werden in boekjes van 20 stuks verkocht tegen een prijs van f 1,25. De coupons werden in betaling genomen tegen een waarde van 7,5 cent. De regelmatige gebruikers van de tram konden dus een kwartje besparen bij het gebruik van zo’n couponboekje.
Het stadstarief voor enkele reizen van 7,5 cent was ook geldig op het traject Slagveld – Heulbrug van de buitenlijn naar Overschie. Voor de gehele rit per paardentram naar Overschie moest men 15 cent betalen.
Bovendien werden binnen de stad ook overstapkaartjes ingevoerd. Die overstapjes waren ook geldig op het traject Slagveld – Heulbrug van de intercommunale paardentramlijn naar Overschie en op het stadstraject van Rotterdam naar Delftshaven in de tweede klasse van de stoomtram naar Schiedam. Het invoeren van het herziene tariefstelsel was een goede zet van de RTM-directie want het leverde tussen 1 oktober 1891 en 1 maart 1892 een inkomstenverhoging op van fl. 11.631,- op een totaalbedrag van fl. 115.154,74. Ruim tien procent!
Voor de nieuwe plaatsbewijzen die na de tariefswijziging van 1 oktober 1891 koos de stoomdrukkerij van de weduwe S Benedictus in Rotterdam een modernere vormgeving dan voorheen gebruikelijk was. Het bedrag, de bedrijfsnaam en de voorwaarden werden nu in kast geplaatst waardoor er een helderdere opmaak gerealiseerd werd. De drukkerij – die ook andere waardepapieren zoals de aandelen voor de R.T.M. – drukte, was zich bovendien bewust van de publicitaire waarde van de naamsvermelding. Vanaf 1891 stond er in kleine letters op de plaatsbewijzen “Typ van Wed. S. Beneductus, Rotterd.”
- Lees meer over de plaatsbewijzen van de RTM-stoomtram Rotterdam-Schiedam
- Terug naar de overzichtspagina “tarieven en vervoerbewijzen”
De afgebeelde plaatsbewijzen zijn afkomstig uit de collecties van Stichting NVBS Railverzamelingen (SNR) en Marco Moerland.