Railatlas van Rotterdam

4.8 CHARLOIS

De eerste primitieve bewoning in Charlois gaat terug tot voor het jaar 1200. In 1458 wordt het gebied “de Reijerwaard” waar Charlois in ligt, door Filips van Bourgondië aan zijn zoon Karel de Stoute geschonken. Op 14 april 1462 geeft deze het bestuur weer in handen van Matteys de Buyser, IJsbrand Uyt ten Hage, Arend van der Woude en Anthony Michelsz. van Eversdijck en geeft hen toestemming de grond te bedijken. In dezelfde acte bepaalt hij dat de ingedijkte grond “voortaen heten sal ’t land van Charollais”. Deze naam is waarschijnlijk afkomstig van de graafschap Charolais in Frankrijk dat ook in het bezit van Karel de Stoute was.

In 1873 werd de gemeente Katendrecht, die al aan drie kanten door Charlois’ grondgebied omgeven was, opgeheven en toegevoegd aan Charlois. In 1895 werd de gemeente Charlois vervolgens zelf geannexeerd door Rotterdam. De bebouwing bestond in die tijd nog voornamelijk uit dat gedeelte dat we tegenwoordig Oud-Charlois noemen. Aan het einde van de 19de eeuw, toen de havenuitbreidingen in het voorheen voornamelijk agrarische gebied op de linker Maasoever op gang waren gekomen, was dringend behoefte aan woonruimte voor de nieuwe havenarbeiders die voor een belangrijk deel uit Groningen, Brabant en Zeeland afkomstig waren. Hiervoor vond onder meer woningbouw plaats in de Carnissebuurt, genoemd naar het oude gehucht Carnisse, dat in vroeger tijden deel uitmaakte van “het Land van Barendrecht”. Ten oosten van de Pleinweg en ten zuiden van de Briels(ch)elaan verrees tussen 1900 en 1930 de Tarwewijk. Al deze wijken gingen samen met de in de 50er jaren gebouwde nieuwe wijken Zuidwijk en Pendrecht en wijken en buurten als Heyplaat, Wielewaal, Zuiderpark, Zuidplein deel uitmaken van de deelgemeente Charlois. Slechts de wijken Oud-Charlois, Carnisse en de Tarwewijk zijn in de loop der tijd op het tramnet aangesloten (geweest).

De tram in Charlois
De eerste tramlijn op de linker Maasoever, lijn 9, verscheen op 13 april 1908 via een grotendeels enkelsporig traject vanaf de Wilheminakade (met aansluiting op de veerpont naar de Rechter Maasoever) via de Afrikaanderwijk naar Charlois. Deze tramlijn werd door de RETM als een verlengstuk van lijn 2 (Station DP-Prinsenhoofd) beschouwd en had daarom ook dezelfde lijnkleur (rood) als deze lijn 2. Lijn 9 lag echter geheel geïsoleerd van het overige tramnet.
Op de Brielschelaan liepen de tramsporen parallel met die van de spoorwegen en de RTM-smalspoorlijn (met een spoorwijdte van 1067 mm) naar Voorne en Putten. Op de kruising van de Boergoenschestraat met de Wolphaertsbocht kruiste het tramspoor van de RETM het RTM-spoor. Via de Wolphaertsbocht werd enkelsporig via de noordelijke zijde van de rijbaan een kopeindpunt met een extra opstelspoor op de Grientweg bereikt, nadat bij de Doklaan de goederenspoorlijn naar de Waalhaven was gekruist.

Later kreeg lijn 9 gezelschap van lijn 13 hier op deze prentbriefkaart te zien met motorrijtuig 62 in de Paul Krugerstraat in 1924.