René R. van der Beek
Wachten op de tram
Nou ja, niet alleen op de tram natuurlijk, ook op de bus, maar die kwam wat de RET betrof pas in 1928.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen A-C klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen D-H klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen I-M klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen N-R klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen S-T klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen U-Z klik hier.
Voor foto’s van haltestrips klik hier
Een apart artikel over wachthuisjes en abri’s kunt u hier vinden.
Paardentram 24 in de Zwartjanstraat, 1902. Gezien vanaf de 3e Pijnackerstraat richting Bergweg. Bij het passeerspoor was er altijd gelegenheid om op te stappen.[/caption]
Waar er nog sprake was een paardentram, een tijd waarin nog slechts weinigen echt haast hadden, werd wachten niet als bezwaarlijk gezien. Immers, lopend was je in 1880 even snel op je bestemming, het kostte alleen meer inspanning. En die paar minuten wachten, nou ja.
Wilde je echt op je gemak opstappen, dan waren daar de passeersporen waar de tram op een collega uit de andere richting moest wachten.
Met uiteindelijk 10 paardentramlijnen die een frequentie van 5 minuten! onderhielden was het te overzien.
Alleen op de paardentram naar Overschie moest maximaal 30 minuten worden gewacht en de lijn naar Delfshaven reed elke 20 minuten.
Met die paar lijnen had je ook het voordeel dat je bijna altijd wist welke tram er reed en natuurlijk waar het eindpunt (Rotterdammers hebben het altijd over eindpunt en nooit over beginpunt) was.
Bovendien was het zo dat de tram stopte op verzoek. Geen 300 of 500 meter lopen naar de dichtstbijzijnde halte, nee, gewoon je hand opsteken. Dat gaat tegenwoordig niet meer lukken!
Feitelijk kon het ook niet anders want er waren geen haltes, dus ook geen halteborden.
Het enige houvast voor onwetenden waren de de rode vlaggen op de tram en natuurlijk de gekleurde koersborden die als extra voor mensen met kleurenblindheid, voor elke lijn een andere vorm hadden.
Was de bus het eerst?
De paardentram deed het zonder haltepalen en bordjes. Maar ook de omnibus had ze in 1889 nog niet nodig. Een advertentie in de krant of wat aanplakbiljetten in de omgeving waarop de plaatsen stonden vermeld waar het voertuig zou stilhouden, was voldoende.
In Rotterdam waren het bekende vaste plaatsen waarvandaan zowel de particuliere stadsbussen als de interlokale lijnen vertrokken. De Groote Markt en het Oostplein en later ook het Van Hogendorpsplein en op de zuidelijke Maasoever het Stieltjesplein.
Op de foto zien wij de Groote Markt in 1930. Het aanplakbord is voorzien van de vertrektijden van de bussen op die plek, zoals die van de RTM terwijl in het plantsoen een bord staat dat duidelijk aangeeft dat op deze locatie de bussen een plaats hebben.
Het was een van de laatste ouderwetse aanduidingen want rond deze tijd verschenen de eerste haltepalen zoals Rotterdam die lange tijd zou kennen.
Maar ook buiten Rotterdam werd altijd gekozen voor vaste bekende plaatsen zoals de markt of het dorpsplein.
Pas toen de elektrische tram haar intrede deed was er enige verandering te bespeuren.
De toename van het aantal reizigers, het drukker wordende verkeer, tenslotte hadden in 1905 de eerste auto’s hun intrede al even gedaan, samen met de uitdijende stad, maakten duidelijk dat het geen overbodige luxe was om in ieder geval het begin- of eindpunt aan te geven. Bovendien was in de concessievoorwaarden voor de ‘elektrische’ opgenomen dat de halteplaatsen macimaal 250 meter uit elkaar mochten liggen.
Nee, met echte haltes was de bus niet het eerst.
De opkomst van het busvervoer begin jaren twintig van de vorige eeuw vormde in feite de eerste aanzet tot een meer gerichte aanduiding. Bovendien was er aandacht voor de zichtbaarheid;
Toch bordjes
Met de komst van de elektrische tram veranderden er wat zaken. Met de hogere snelheid was stoppen op verzoek er niet meer bij, wat impliceerde dat duidelijk moest worden gemaakt waar er wel gestopt zou worden.
Maar al vóór de komst van de elektrische tram was de RTM in 1902 begonnen met het aanbrengen van bordjes die de halteplaatsen aangaven. Per 1 september 1902 werd dan ook de regel ingevoerd dat trams alleen nog bij de haltes zouden stoppen. Vanaf 20 december dat jaar werden bovendien op de straatlantaarns bij de tramhaltes extra bordjes met het opschrift tramhalte aangebracht om de zichtbaarheid te verbeteren. De eerste haltebordjes waren dus een feit. Op een eigen paal en/of opgehangen aan een straatlantaarn; rode bordjes met gele letters! Niettemin moest je blijven opletten want alleen het woord tramhalte was er op vermeld.
Daarnaast werd op locaties met meerdere tramlijnen een wat groter bord geplaatst waarop bovendien de lijnen stonden vermeld. Op de begin- en eindpunten werd volstaan met een bordje met de aanduiding van ‘begin lijn 8’ (wanneer het lijn 8 betrof).
Naar de R.E.T.
Ook met de overgang naar de RET traden weer veranderingen op. Zichtbaarheid en duidelijkheid waren de nieuwe RET directie in de vorm van directeur Dr. Ir. J.G.J.C. Nieuwenhuis, belangrijke factoren in de dienstuitvoering. Bij de haltes betekende dit dat vanaf 1928 successievelijk de simpele bordjes werden vervangen door robuuste rood geverfde palen met een rechthoekige kast erop die op de brede gedeeltes voorzien was van gele strookjes met zwarte opdruk met de vermelding van de lijn, het begin- en eindpunt en enkele straatnamen.
Op de kopeinden was een grote ‘H’ aangebracht. Bij een gele ondergrond was er sprake van een halte ‘stopt op verzoek’ waarbij men duidelijk moest aangeven of de betreffende passagier van de aankomende tram gebruik wilde maken en een rode ondergrond hetgeen ‘vaste halte’ betekende, waar de tram altijd stopte.
Feitelijk waren er meerdere formaten.
De uitvoering waarbij 1 of 2 strips gemonteerd konden worden, de ‘grote’ uitvoering met plaats voor vier strips. Op enkele plaatsen in de stad zoals in het centrum waren extra grote borden geplaatst waar tot 10 strips op pasten.
Voor lijn 4 die als ringlijn vanuit Schiedam naar het Rotterdamse centrum reed was een bijzondere oplossing bedacht. Voor de richting via de Middellandstraat was het cijfer zwart op wit, en de ringlijn via de Nieuwe Binnenweg was wit op zwart bedacht. Bushaltes kenmerkten zich door rode strips met een zwarte opdruk.
Door de tijd heen is van twee verschillende lettersoorten gebruik gemaakt.
De oude typografie die vanaf 1928 werd gebruikt en de modernere uitvoering die eind jaren vijftig werd ingevoerd.
Tenslotte kan nog worden gemeld dat een sectiegrens werd aangegeven met een verticaal gestreepte zwart-gele band rondom de bovenzijde van de halte.
Tenslotte meldde het Rotterdamsch Nieuwsblad van 30 juli 1935 dat bij knooppunten ook boven de tramdraden de lijnnummers zouden verschijnen om duidelijk te maken of men bij het juiste spoor stond.
Ook de in de RETM tijd op enkele knooppunten aangebrachte grotere borden met een halte aanduiding die voorzien waren van een opsomming van de daar ter plaatse rijdende trams werden vervangen.
Met het aanbrengen van de Coca & Cola reclame op de trams in de jaren 1950/1951, werd deze ook geplaatst op de haltepalen. Later kwam daar reclame voor Sprite voor in de plaats.
De bekende rode paal zou zich lang handhaven.
Eerst in februari 1968 verschijnt er een nieuw type haltebord. Een compleet nieuw model met moderne gestyleerde dunne schilden, zoals het in advertentiejargon wordt genoemd, met lijn en richtinginformatie. En zelfs met een plekje voor een advertentie, zoals later zou blijken. Aanvankelijk was het bord met name te signaleren op de buslijnen van de linker Maasoever en aan het eind van het jaar hadden de buslijnen 36 en 48 op de rechter Maasoever de primeur. Successievelijk volgden nu ook de tramlijnen en op 5 september 1969 wordt op de Schiedamseweg de laatste rode haltepaal vervangen door een nieuw model.
Deze platte haltepaalvorm zou het tot in de huidige tijd uithouden, maar wel in gezelschap van een nieuwe verschijningsvorm.
Moderne tijden en moderne technieken dienden zich aan. Hoe kun je meer precies aangeven wanneer
de gewenste tram of bus bij de aan zal komen. Of hoe kun je de reiziger op de hoogte brengen van vertragingen of andere informatie.
Het antwoord kwam in de vorm van DRIS.
Het Dynamische Reis Informatie Systeem.
DRIS TramPlus Rotterdam
DRI TramPlus staat voor Dynamische ReisInformatie voor de tram op de TramPlus lijnen in Rotterdam. TramPlus is het concept voor hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) voor de tram in Rotterdam. Het DRI systeem draagt hier aan bij door real time de verwachte vertrektijd op de TramPlus haltes te presenteren. Op 12 augustus 2002 mochten de haltes van lijn 20 op het traject Stationsplein-Reyerdijk de spits met deze informatie afbijten.
Inmiddels is het niet alleen meer voorbehouden aan TramPlus lijnen, maar is een groot deel van het OV-systeem van tram, bus en metro voorzien van deze displays.
Per halte wordt de actuele wachttijd getoond. Veranderingen in de rijtijden, door bijvoorbeeld vertragingen, worden geregistreerd en vergeleken met de dienstroostertijden. De nieuwe, werkelijke vertrektijden worden berekend en de geprognosticeerde vertrektijden worden doorgestuurd naar alle overige halteplaatsen en getoond op de goed zichtbare elektronische display’s.
Naast de applicatiesoftware bestaat het systeem uit een uitgebreide test- en diagnoseschil. Op basis hiervan is RET in staat de werking van de infrastructuur en de displaysystemen te analyseren zonder daadwerkelijk aanwezig te zijn.
Voor het dynamische gedrag wordt gebruik gemaakt van de actuele voertuigposities op basis van GPS informatie.
Vervolgens wordt de verwachte vertrektijd voorspeld door de actuele voertuigposities te combineren met gebruikelijke rijtijden volgens de dienstregeling.
Toch blijft de vertrouwde haltepaal nog steeds bestaan als aanvulling op de DRI.
Onderstaand een eerste aanzet van tram- en bushaltes in beeld.