Tramhuisjes en Bushokjes (3)
Klik hier voor het artikel over wachthuisjes en abri’s in de RTM-tijd
Klik hier voor het artikel over wachthuisjes en abri’s in de RETM-tijd
Het RET tijdperk van wachtlokalen
De bescheiden start welke de RETM met het plaatsen van wachthuisjes had gemaakt bleek zo in de smaak bij het publiek te vallen dat de roep om meer wachthuisjes weldra klonk.
Niet vreemd, gelet op de toegenomen vervoersstromen.
Bij de overdracht van RETM naar de RET per 15 oktober 1927 bevonden zich 15 wachthuisjes met een wachtruimte voor reizigers; Claes de Vrieselaan, Goudsesingel bij de Hugo de Grootstraat, Goudsesingel bij de Jonker Fransstraat, Groene Hilledijk bij de Randweg, Havenspoor, Mauritsweg, Middensteiger, Westzeedijk bij de Pieter de Hoochweg, Putseplein, Rotterdamse Rijweg, 2de Rosestraat, Vlaskade, Westplein, Wilhelminakade en Wolphaertsbocht. De huisjes ‘s-Gravendijkwal, Lage Erf en Schans waren verplaatst naar respectievelijk het Putseplein, de 2de Rosestraat en de Oranjeboomstraat en het tramhuisje aan de Rotterdamse Rijweg was buiten dienst gesteld.
De 5 wachthuisjes met een dienstlokaal, om ook het personeel gelegenheid tot verblijf te geven, waren geplaatst aan het Oostplein, de Oranjeboomstraat, de Prins Hendrikkade, de Randweg, het Stationsplein. Het huisjes aan de Vlaskade was verplaatst naar de Wolphaertsbocht.. Daarnaast was er nog het grote wachtlokaal, de kiosk, aan het Beursplein.
De in hout opgetrokken wachthuisjes waren in sommige gevallen voorzien van een betonnen sokkel en werden goed onderhouden en regelmatig geschilderd.
Maar nieuwe bezems vegen schoon. De RETM zette fors in; niet alleen met nieuw trammaterieel maar ook met een nieuw busnet én een forse uitbreiding van het aantal wachthuisjes.
Het huisje aan het Havenspoor verdween maar er kwamen de nodige voor in de plaats. Over het verslagjaar van 1927 verschijnen er nieuwe huisjes aan het Hofplein (2 stuks) de Hooge Boomen bij de Schiedamseweg, bij het Pompstation op de Schiedamseweg, op de Putselaan bij de graansilo, de Schansweg in Overschie, op het Slagveld bij de Schiebrug, Station Maas en het Van Hogendorpsplein.
Ook bij de eindpunten van zowel tram als bus verschenen wachthuisjes, veelal wel van een kleiner formaat, maar voldoende om zowel het personeel als enkele wachtende ruimte te bieden.
Daarmee ontstond ook een ommekeer in het gebruik. Was het tramhuis op het Beursplein ook bedoeld om de wisseljongens een droog plekje te bieden, zo werd ook steeds vaker letterlijk en figuurlijk de behoefte door bestuurders en conducteurs gevoeld om zich even te kunnen terugtrekken. Een betere plaats dan een eindpunt is er dan niet.
Het verschil in soorten huisjes werd primair aangeduid als wachtlokalen en wachtlokalen met dienstruimten.
Slechts op twee plaatsen was men hiervan afgeweken; op het Beursplein en op de Koemarkt in Schiedam. De aanzienlijk grotere uitvoering hier waren dan ook gecombineerd met ander gebruik zoals wij eerder konden lezen met respectievelijk kantoorruimte en de verkoop van snacks en frisdrank.
Maar ook binnen de groep wachtlokalen was er verschil waarbij waarschijnlijke de plaatsruimte een rol speelde en waardoor de diepte van de huisjes varieerde, zoals op de foto’s van bijvoorbeeld bij de 2de Rosestraat en Schiedam Pompstation duidelijk wordt.
In de periode 1929-1939 kwamen er door de hele stad wachthuisjes en wachthuisjes met dienstruimte bij.
Aan wachthuisjes werden achtereenvolgens die bij het Witte Dorp (Schiedamseweg, 1930), P.C. Hooftplein en Spoorsingel (1932), Stationssingel (1937) en Ozingastraat, Rubensplein Schiedam en Vondelingenweg (1938) gebouwd.
Wachthuisjes met dienstruimten waren meer in trek en verschenen aan het Aelbrechtsplein, Lange Hilleweg en de Le Fèvre de Montignylaan (1929), Groenezoom, Heer Vrankestraat, Ruigeplaatbrug, Rusthoflaan, Spartastraat en Veerlaan (1930), Stationsplein Schiedam in 1931, 2de Rosestraat (1935), Schieweg (1937) en Broersvest Schiedam en Molenlaan (1938).
Wanneer de oorlog uitbreekt vindt ook een koersverandering plaats.
Niet dat de huisjes verdwijnen, maar er verschijnt een nieuwe vorm om aan halteplaatsen wat comfort toe te voegen.
Een eerste proef in de jaren 1937 tot 1939 met een open maar gedeeltelijk overdekte wachtgelegenheid die voor een deel beschutting tegen wind en regen bood, de abri, werd geïntroduceerd.
Als eerste werden een tweetal abri’s, bestaande uit een ijzerconstructie gemonteerd op betonblokken geplaatst op de Zeevischmarkt, zo meld het jaarverslag.
In 1938 volgde de plaatsing van een abri op de Westzeedijk bij de Pieter de Hoochweg en op het Lischplein en in 1939 wordt de proef als geslaagd beschouwd en verschijnen 2 abri’s op het Hofplein, en één op de Nieuwe Binnenweg bij de Heemraadssingel, het Oostplein en de Statenweg bij de Bentincklaan.
Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat de met de aanduiding van abri’s zoals deze in de begintijd werden genoemd niet de nu ingevoerde modellen worden bedoeld, maar de originele wachthuisjes.
Abri
Het begrip abri is duidelijk veranderd. Na de oorlog ontstond niet alleen een tweedeling in het begrip wachthuisje of bushokje en abri.
Dat was ook voor de reiziger duidelijk, want de bescherming tegen weersinvloeden was in beide gevallen totaal verschillend.
Waar het huisje of hokje bescherming bood tegen wind en regen, was dat bij de abri slechts in geringe mate het geval. Dat hing compleet af van de wind van dat moment en het kon dus voorkomen dat de gevoelsmatige bescherming tegen die invloeden bij de abri soms nihil was.
Die insteek is in de moderne tijd alleen maar sterker geworden. Enerzijds worden steeds vaker abri’s geplaatst zodat in de laatste jaren bij steeds meer tram- en bushaltes een abri is aan te treffen, maar anderzijds is deze nu slechts uitgevoerd in enkele meters glaswerk zonder zijkanten.
Uiteraard heeft dit ook zijn redenen, zoals het steeds vaker vernielen van dit soort publieke middelen. Aanvankelijk geconcentreerd rond de jaarwisselingen, maar in de afgelopen jaren voelden steeds meer jongeren de behoefte om hun lusten te moeten botvieren. Dat heeft ook zijn effect gehad op de materiaalkeuze van de hokjes en de abri’s.
Ook de samenstelling van de ‘optrekjes’ is meer en meer gaan wisselen. Vaak werd bij wachthuisjes en bushokjes een combinatie gebouwd waarbij zowel de bescherming van de reiziger als de noden van het personeel werden gediend. Deze combinatie van een wachtruimte en een gelegenheid voor het personeel om een kop koffie te nuttigen of een boterham te eten, waarbij in sommige gevallen ook in de aanwezigheid van een toilet was voorzien, trof men uitsluitend aan bij eindpunten waar de gelegenheid van enkele minuten rust was geregeld.
Maar ook daarin trad verandering op en kon het voorkomen dat aan de zijkant van een abri slechts voorzien was in een vierkant hok met een toilet voor het personeel. Bijzonder, omdat in gevallen van een omleiding het personeel vaak de beschikking kreeg over een (gehuurde) ruime container die van alle gemakken was voorzien.
De huidige abri kent dan ook talloze verschijningsvormen van een enkele achterwand, dan weer met één of soms twee zijwanden, soms een klein bankje en soms ook een stukje glas aan de voorzijde. In het kader van dit bestek noemen wij echter bushokjes en wachtruimtes alleen die gelegenheden die rondom van wanden zijn voorzien en slechts aan de voorzijde een open gedeelte vertonen.
Eerst in 1975 verzocht de RET de Gemeenteraad om een krediet om alle 170 haltes te voorzien van een wachthuisje danwel een abri.
Een overzicht van de wachtruimten en de abri’s na de oorlog volgt op een later tijdstip.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen A-C klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen D-H klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen I-M klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen N-R klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen S-T klik hier.
Voor foto’s van de halteplaatsen met de straatnamen U-Z klik hier.
Voor het artikel over wachthuisjes en abri’s in de RTM-tijd klik hier.
Voor het artikel over wachthuisjes en abri’s in de RETM-tijd klik hier.